Inleiding

WW1. Generaal Alexander Ferdinand Ludolf von Quast (1850-1939) en majoor Gross bij het voor anker gaan van de Zeppelin III (foto in privé-bezit).

De familie Quast is een van oorsprong Duitse adellijke familie (Genealogisches Handbuch des Adels, Adelslexikon XI, 2000), die zich in de achttiende eeuw op de Nederlandse Antillen vestigde en daar tot het koloniale patriciaat werd gerekend (A.J.C. Krafft, Historie en Oude Families van de Nederlandse Antillen, Het Antilliaans Patriciaat, ‘s-Gravenhage 1951). In het midden van de twintigste eeuw vestigde de familie zich in Nederland. In de West is de adellijke titel zelden gebruikt.

Adeldom

Op 16 maart 1789 heeft Karl Theodor, keurvorst van de Palts en van Beieren, Johann Anton Quast (1761-?) – neef van ds. J.C.A. Quast (1718-1790), van wie de huidige generaties afstammen – in de adelstand verheven onder toekenning van het predicaat von. Tijdens het rijksvicariaat van deze keurvorst, dat duurde vanaf het overlijden van keizer Jozef II op 20 februari 1790 tot de kroning van keizer Leopold II op 9 oktober 1790, werd daaraan op 1 september 1790 de titel Freiherr van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie toegevoegd. Titel en predicaat zijn blijkens een verklaring van het Pruisische Heroldsamt door middel van adoptie overgegaan op de huidige generaties.

Heraldiek

Freiherren-diploma J.A. Freiherr von Quast 1790 – Bayerisches Hauptstaatsarchiv – königlich-bayerisches Heroldsamt – Bd. 20-1 nr. 26 – Opvallend zijn de onmiskenbare verwijzingen naar het verblijf in de West.
Freiherren-diploma J.A. Freiherr von Quast 1790 – Bayerisches Hauptstaatsarchiv – königlich-bayerisches Heroldsamt – Bd. 20-1 nr. 26 – Opvallend zijn de onmiskenbare verwijzingen naar het verblijf in de West.

Het Freiherren-wapenschild, vermeerderd met een schildhoofd van goudhermelijn, is geregistreerd door het Department of Arts and Culture van de republiek Zuid-Afrika en gepubliceerd in de Government Gazette No. 37653 van 23 mei 2014, onder Government Notice No. 380, voor leden van de Family Association of the Barons Von Quast (Familienverband der Freiherren von Quast). Door een aantal familieleden zijn andere wapens gevoerd (zie Nederlandse Genealogieën 11).

Naamstoevoegingen

Bij Koninklijk Besluit te Den Haag, 24 aug. 2001, nr. 01.003931 werd de naam Juchter van Bergen aan de stamnaam Quast toegevoegd. Door de oudste tak wordt Juchter van Bergen Quast of Freiherr von Quast-Juchter gevoerd (de laatste naam werd ingeschreven in de Books of the Lords of Council and Session Edinburgh, onder nummer 27, 757).

Landgoederen

In de uitspraak van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State van 21 september 1990, nr. R02.88.1390 (p. 4), is bepaald dat een lid van de huidige generatie “in rechte mannelijke lijn afstamt van Anton Quast (generatie VII, zie onder), die naar de Afdeling is gebleken, rechthebbende was ten aanzien van de heerlijkheid Odenkirchen“. In bezit van de familie waren verder Niederheid, Broicher Hof en Niberg (Quastenhof). Deze goederen zijn gelegen in de omgeving van Mönchengladbach.

Oudere stamreeks

I. Kerstien Quast, auf Garz, tr. N.N.

II. Albrecht Quast, auf Garz, tr. N.N. von Schlieben.

III. Joachim von Quast, auf Garz, tr. Catharina von Bocholtz [dr. Wilhelm von Bocholtz en Elisa von Hertefeld].

IV. Werner Quast, leenman van de abdij Gladbach vanaf 1566, overl. Gladbach tussen 7 maart 1603 en 9 juli 1604, tr. le Gladbach voor 13 sept. 1567 Anna, overl. na 13 febr 1573.

V. Anton Quast, [leenman], geb. omstr. 1570, overl. ?, tr. vòòr 3 aug. 1604 (verm. 1598) Catharina, vermeld 1604.

VI. Johann Quast, geb. omstr. 1599, leenman te Odenkirchen (10 dec. 1648, Kurkölnische Unterherrschaft), stadhouder van Odenkirchen vanaf 8 okt. 1639, Aedilis 1632-1637 en presbyter gereformeerde gemeente 1652-1654 ald., overl. Odenkirchen 26 maart 1654, tr. le omstr. 1623 Odilia Blinten, geb. Odenkirchen omstr. 1600, overl. na 13 febr. 1633; tr. 2e Wickrathberg 18 febr. 1645 Mergen Kalbs, van Odenkirchen. Uit het eerste huwelijk:

Kasteel en heerlijkheid van Odenkirchen vanuit het noordwesten rond 1680, schilderij van Gebhard Schwermer (1930-2007) (naar een detail van een wandtapijt in kasteel Westerloo van de prinsen van Merode in België).

VII. Antonius Quast, geb. Odenkirchen omstr. 1629, leenman van het huis en de heerlijkheid Odenkirchen, lidmaat te Wickrathberg 20 april 1647, overl. Odenkirchen tussen 1april 1664 en 19 okt. 1665, tr. (ondertr. Wickrathberg 3 maart) 1647 Sibilla Eilbracht, geb. Odenkirchen 27 nov 1614, doopgetuige Wickrathberg 12 maart 1683, overl. ?, dr. van Ds. Caspar[us] en Anna Coenen en wed. van Johann von Rentmude, heer van Leppenbroek.

VIII. Caspar Quast, geb. Odenkirchen omstr. 1648, beleend met Broicherhof te Wickrathberg, lidmaat te Wickrathberg 12 juni 1666, overl. waarsch. ald. vòòr 28 jan. 1719, tr. Wickrathberg 1 okt. 1669 Neesgen (Agnes) Schergens, geb. Odenkirchen omstr. 1647, lidmaat te Wickrathberg 12 april 1664, overl. Wickrath tussen 10 mei 1719 en 27 april 1720, dr. van Florenz en Cilgen Coenen.

IX. Ds. Antonius Quast, geb. Wickrathberg 19 juli 1682, Odenkirchen, ged. 19 sept. 1699, student te Duisburg, rector Latijnse school te Wickrathberg 1710 tot 1718, predikant te Schwanenberg (Reichsherrschaft verbonden met Wickrath) 1718, overl. ald. tussen 26 mei en 17 dec. 1751,tr. le Wickrathberg 16 jan. 1707 Agnes Camphausen, ged.Wickrathberg 15 juni 1687, overl. na 12 okt. 1710, dr. van Claas Camphausen (familie van de Pruisische bankier en premier Camphausen) en Dreutgen Schmasen; tr. 2e Wickrathberg 4 dec 1712 Johanna Elisabeth Herminghausen, geb. Gladbach omstr. 1688, lidmaat Gladbach 1 april 1708, overl. Schwanenberg 4 dec. 1779, dr. van Ds. Johann Peter Herminghausen en Johanna Lüps (latere eigenaars van kasteel Biljoen). Uit het tweede huwelijk behalve twee jong gestorven kinderen:

X. Ds. Johann Caspar Adolphus Quast, ged. Wickrathberg 26 jan. 1718, student te Duisburg 21 sept. 1734. predikant te Wassenberg en Hückelhoven 1743-1751 en te Schwanenberg 1751-1768, predikant op Curaçao 1770-1783, 1789-, overl. ald. juni 1790, tr. le Katharina Engelberts; tr. 2e Maria Katharina Jansen, begr. Curaçao 20 maart 1808. Uit het tweede huwelijk:

XI. Jan Hendrik Quast, geb. Curaçao 16 nov. 1773, cadet kanonnier West-Indische Compagnie 1789, le luitenant art. 1795, arriveert met de Franse koopman en revolutionair Jean-Baptiste Tierce Cadet via Cap Français (Haïti) in Rotterdam op 11 of 12 mei 1800 om “zaken te regelen”, vertrekt naar Parijs en keert later terug naar Curaçao, lid Kleine Raad 1803, kapitein 3e compagnie gewapende burgerwacht 1806 [NA, 2e afd. Raad der Amerikaanse Bezittingen, nr. 186, fo. 125], overl. Curaçao, 9 aug. 1825, tr. ald. 28 aug. 1796 Maria Jacoba Luydens, geb. Curaçao 2 nov. 1772, overl. Curaçao 12 okt. 1838, dr. van Cornelis Jacobus Luydens, koopman, en Anna Sophia Daal. Hij werd met Koninklijke Beierse toestemming geadopteerd door zijn oudere neef, J.A. Freiherr von Quast, waarmee de titel Freiherr en het predicaat von op hem overgingen.

XII. Cornelis Ringeling Quast, geb. Curaçao 19 maart 1811, 2e luitenant 16 nov. 1839, en 1e luitenant der schutterij 19 dec. 1844 – 15 maart 1849, overl. Curaçao 4 aug. 1849, tr. Curaçao 9 mei 1832 Catharina Elisabeth Latté, geb. Curaçao 26 nov. 1816, overl. ald. 16 april 1873, dr. van Johannes Rudolph Latté, secretaris van het Gerechtshof en Alida Meekelenburg, eigenaresse plantage Nooitgedacht.

XIII. Johannes Rudolf Latté Quast, geb. Curaçao 8 jan. 1839, reder, overl. ald. 16 dec. 1897, tr. Curaçao 1 mei 1867 Suzanna Gijsbertha Neuman, geb. Curaçao 2 april 1844, overl. 24 okt. 1941, dr. van Carl Magnus Neuman, wnd. commandeur van Bonaire, kapitein der Indianen, eigenaar plantages Eendracht, Kleine Zuurzak, Goed Begin en Janwé, en van Clara Orselina Weijgel.

XIV. Carl Magnus Neuman Quast, geb. Curaçao 31 maart 1881, chef firma C. Winkel en Zoon, import en export handelaren te Willemstad op Curaçao, overl. ald. 23 dec. 1932, tr. Curaçao 12 nov. 1930 Virginia Ambrosina Conquet, geb. Curaçao 22 maart 1884, overl. Aruba 23 juni 1958, dr. van Maria Natividad Conquet. Hieruit nakomelingen (Juchter van Bergen) Quast.

Belangrijkste literatuur (Juchter en Quast)