QUAST (Johan Caspar Adolf) was in 1770 predikant te Wickradsberg (Rijnprov.), een rijksvrije heerlijkheid, maar vertrok in dat jaar naar Curaçao, te W. door W.D. Camphausen Dan. fil. opgevolgd. 3 Jan. 1771 verschijnt Q. in den kerkeraad en uit zijn stukken blijkt, dat Bewindhebberen hem hebben aangesteld. In 1783 vraagt hij zijne attestatie van zuiverheid in leer en leven en verzoekt meteen dat de kerk zijne boeken koope, waarvan hij den catalogus overlegt. De eerste werd hem gegeven, het laatste geweigerd. Hij gaat dan naar patria, maar is, waarom blijkt niet, later teruggekeerd. Een latere predikant van Curaçao althans zegt, dat hij de notulen van 1789 wederom door Ds. Quast geteekend vindt. Hamelberg daarentegen, puttend uit het rapport-Grovestins en de Boeij, verhaalt, dat hij in 1789 wel weder werd benoemd, doch Curacao niet meer bereikte, daar in 1790 het bericht van zijn overlijden op het eiland ontvangen werd. Hier staan dus officieele bescheiden tegenover elkander. Doch beide stemmen dan weder overeen in de vermelding dat hij vóór 5 Juli 1790 overleden is. Zijne weduwe leefde nog in 1807 en verzocht toen den kerkeraad, dat zij onder het nieuwe engelsche bewind in het genot mocht blijven van haar weduwpensioen.
[p. 1032]
Zie: Naamregister der predikanten onder de Bataafsche Republiek (1806), 155; S. van Dissel in Kerkh. Archief II (1859), 378 vlg.; Hamelberg, De Nederl. op de W.I. eilanden I, 224.
L. Knappert

Uit: Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7

auteur: P.J. Blok en P.C. Molhuysen

bron: P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7. A.W. Sijthoff, Leiden 1927