De familierelatie met Loudon loopt via Catharina Elisabeth de Windt. John Francis Loudon, geb. Jogjakarta 17 april 1844, contr. le kl. Binnenl. Best. te Benkoelen (S.W.K.), overl. Oengaran (Semarang) 23 juli 1881, tr. Semarang Catharina Elisabeth de Windt, geb. Benkoelen 2 maart 1859, over. Tandjong Pandan (Billiton) 11 okt. 1890, dr. van James Willem Frederik de Windt en Sie Mieda. J.F. Loudon was de oudste zoon van Hugh Hope Loudon, een van de oprichters van de Billiton Maatschappij in 1860. De laatste was samen met Pierre Jean Landry tot 1864 directeur van deze onderneming (Mollema, J.C., Gedenkboek Billiton, 1852-1927. ‘s-Gravenhage, 1927). Landry richtte in 1842 de bankiersfirma P.J. Landry op aan het Lange Voorhout 14 in Den Haag. Hij was onderdirecteur van het Mauritshuis en mede-oprichter van de Billiton Maatschappij.
In de zeventiger jaren van de vorige eeuw was jonkheer John Hugo Loudon een van de meest vooraanstaande industriële leiders van ons land. Hij was onder meer president-directeur van de Koninklijke Shell, commissaris van Estel/Hoogovens, lid van de Board of Directors van de Amerikaanse Chase Manhattan Bank en lid van de Europese adviescommissie van het Ford-concern.
I. Jacques Joseph Jonckheer, geb. 26 maart 1769, tr. Anna Maria Leemans, geb. 2 sept. 1769.
II. Corneille Hubert Jonckheer, geb. Wyneghem/Weiningen (prov Antwerpen) 3 nov. 1807, officier van Gezondheid KM, practiserend in de heel- en geneeskunde op Curaçao , lid van de geneeskundige commissie 1846 – 1847, 1851, 1852, fungerend weesmeester (1844), bestuurder (1852, 1853, 1855, 1856, 1857, 1866), curator School der Maatschappij tot Onderwijs (1853), voorzitter Spaar- en Beleenbank (1861, 1868, 1869, 1871), chirurgijn–majoor der schutterij met de rang van 1e luitenant (1850), met de rang van kapitein der schutterij 19 febr. 1850, eervol ontslag 1853, bezitter gronden Jack Evertsz en Klein Piscadera (1863), overl. Curaçao 31 mei 1874, tr. Curaçao 1 aug. 1849 Isabella Salies, geb. in Venezuela omstr. 1832, overl. …, dr. van Juan Salies en Anita Salies.
Uit dit huwelijk onder andere:
III. Corneille Eugène Jonckheer, geb. Bonaire 2 mei 1862, plaatsvervanger kantonrechter op Bonaire nov. 1890 – …, overl. …, tr. Curaçao 26 april 1897 Anna Henriette Jonckheer, geb. Curaçao 12 febr. 1879, overl. Curaçao 30 mei 1959, dr. van Willem August Jonckheer en Catharina Elisabeth Lingstuyl.
Uit dit huwelijk onder andere:
IV. Isabella Belmerine Jonckheer, geb. Willemstad (Curaçao ) 30 sept. 1903 , overl. Curaçao 1 sept. 1955, tr. Anthony Hoogland Stelling Leseur, geb. Curaçao 17 juli 1888, overl. Curaçao 25 dec. 1945, zn. van Hermanus Philippus Leseur en Maria Magdalena Quast.
Holtrop, Marius Wilhelm, econoom en president van De Nederlandsche Bank (Amsterdam 2-11-1902 – Haarlem 1-4-1988). Zoon van Jan August Holtrop, acteur, en Elisabeth Philippina Brouwenstijn (bij notariële akte van 15-6-1867 naamswijziging in Van Gelder), actrice. Gehuwd op 30-8-1926 met Josina Juchter. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren. Na haar overlijden (4-8-1965) gehuwd op 4-10-1966 met Catharina Francisca Maria Peltenburg. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Holtrop bekleedde uit hoofde van zijn bankpresidentschap tal van nevenfuncties. Zo was hij van 1958 tot 1967 president van de Bank voor Internationale Betalingen te Bazel, gouverneur van het Internationaal Monetair Fonds en ‘alternate governor’ van de Wereldbank te Washington. In 1964 werd hij voorzitter van het Comité des Gouverneurs van de lidstaten van de Europese Gemeenschap. In eigen land was hij onder meer kroonlid van de Sociaal-Economische Raad en lid van het bestuur van de Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek.
Op grond van zijn alom erkende verdiensten werd Holtrop in binnen- en buitenland geëerd met talrijke onderscheidingen. Zo kreeg hij eredoctoraten van de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam in 1963 en van de Universiteit van Bazel in 1967; in 1981 ontving hij de Mr. N.G. Piersonpenning ‘op grond van de uitzonderlijke kwaliteit van zijn geschriften’. Sinds 1950 was Holtrop lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Bij deze laatstgenoemde instelling deed hij in een in 1971 uitgesproken mededeling nog een poging zijn bankbeleid econometrisch te rechtvaardigen (‘Over de doeltreffendheid van monetaire politiek: Nederlandse ervaringen 1954-1969’, in Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen , Afd. Letterkunde. Nieuwe reeks, dl. 34, nr. 4). Het lot wil dat deze poging, die veel kritiek heeft uitgelokt in zowel de binnen- als buitenlandse wetenschappelijke tijdschriften, in feite het einde inluidde van het juist door Holtrop groot geworden Nederlandse monetarisme. Mooi, en wellicht ook wel enigszins autobiografisch, is zijn in De Economist (126 (1978) 449-455) opgenomen rede ‘Een terugblik op mr. N.G. Pierson’, uit 1978. Hierin beschrijft Holtrop zijn 19e-eeuwse voorganger als bankpresident met aandachtige opmerkzaamheid als een man gedreven door het algemeen belang en zich bewust van zijn maatschappelijke taak.
Na zijn afscheid als president van de Nederlandsche Bank in 1967 trok Holtrop zich vrijwel geheel uit het openbare leven terug. In 1976 trad hij nog eenmaal voor het voetlicht als een van de drie wijze mannen – samen met prof. A.M. Donner en H. Peschar – die belast werden met het onderzoek naar de betrokkenheid van prins Bernhard bij het omkoopschandaal in de zogeheten Lockheed-affaire. De commissie concludeerde dat de prins onzorgvuldig had gehandeld. Voor het overige leefde Holtrop teruggetrokken in zijn woonplaats Bloemendaal en sinds 1986 te Haarlem, waar hij op 85-jarige leeftijd overleed (bron: http://www.historici.nl).
Literatuur:
J. Zijlstra, Levensbericht M.W. Holtrop, in Jaarboek Huygens Institute – Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences (KNAW), 1990, Amsterdam, pp. 136-149.
Het bankbedrijf van F. Bonktes Gosselaar is door een aantal fusies en overnames opgegaan in wat nu ABN AMRO is. Deze overgang verliep via Mesdag & Zonen’s Effectenkantoor dat werd opgericht op 21 juli 1904. Mesdag & Zonen’s Effectenkantoor was omstreeks 1850 als effectenkantoor begonnen. Zij hadden een kantoor aan de Oude Boteringstraat. Tussen 1914 en 1924 vormde het enige tijd het lokale effectenkantoor van de Nationale Bankvereniging. In 1944 volgde de overname van het bankbedrijf van F. Bontkes Gosselaar te Groningen en de D.J. Huizinga’s Bank te Loppersum, daarna de fusie met Groeneveld’s Bank te Winschoten. Het kantoor in Groningen werd het hoofdkantoor. De samenwerking met Huizinga wilde niet vlotten en werd beëindigd, waardoor de naam vanaf 1955 Mesdag en Groeneveld’s Bank werd. Dit was een chique bank in Groningen die zich lang afzijdig trachtte te houden van de Nederlandse grootbanken.
Midden jaren zestig verwierf de bank nieuw kapitaal door deelneming van de Nederlandse Overzee Bank N.V. en raakte zo toch betrokken bij de overnames. Per 1 januari 1970 werden de filialen in de stad en elders in de provincie opgenomen in de Bank Mees en Hope N.V. en later werd dat Mees-Pierson, nu ABN AMRO Bank N.V.
Martje Jantiena Gosselaar, geboren 17 april 1872, dr. van Bontko Gosselaar en Grietje Bleeker, huwde op 13 Dec 1893 Gerhardus Juchter geb. 29 Aug 1865, overl. 4 Dec 1917.
Inleiding. Het is opmerkelijk dat over het voorkomen van de geslachtsnaam De Bary, en varianten, in Nederland weinig is geschreven. Terwijl daar, gezien de opgave van personen in C. von Bary; “Beiträge zur Geschichte der Bary-Barry (Antwerpen 1927), alle aanleiding voor is. Voornoemde publicatie is voor onderstaande genealogie als uitgangspunt gebruikt. Mijn eigen publicatie “Afstamming van Catharina Elisabeth Latté, echtgenote van Cornelis Ringeling Quast, uit Daniel de Bary” als bijlage bij “Quast” in Nederlandse Genealogieën, deel 11 (‘s-Gravenhage 1996) is nog steeds het meest recent gepubliceerde artikel.
I. Daniel de Bary, komt als koopman uit Bordeaux, wordt 11 sept. 1702 burger van Amsterdam, begr. Amsterdam (Zuiderkerk) 31 maart 1733 (1), tr. Barbara Boelhouwer, begr. (als weduwe) Amsterdam (Zuiderkerk) 7 sept. 1750 (2).Uit dit huwelijk:
Susanne Elisabeth de Bary, ged. 14 juni 1703
Jan, volgt II.
C.N. De Bary, begraven 28 maart 1706.
Paulus de Bary, ged. Amsterdam (Westerkerk) 27 nov. 1707 (3).
II. Jan de Bary, ged. Amsterdam (Amstelkerk) 18 jan. 1705 (4), …, overl. …, tr. (ondertr. Amsterdam 8 nov. 1726) (5) 26 nov. 1726 (klasse van 12 gulden) Marie le Blanc.Uit dit huwelijk:
Daniel François, volgt III.
Maria de Bary, ged. Amsterdam (Zuiderkerk) 23 febr. 1729 (6).
Petrus de Bary, geb. 27 sept. 1730
Jonas Samuel de Bary, ged. Amsterdam (Waalse Kerk) 12/13? jan. 1733, komt in 1750 als assistent met het schip “Johanna Elisabeth” op Curaçao, provisioneel fiscaal (1762) (7), provisioneel deurwaarder en gerechtsbode (1770) (8), translateur in de Franse en Spaanse taal (9) en actuele christen makelaar (10), secretaris Comité Militaire 20 okt. 1796 (11), betaalde de 25 penning (210 pesos) aldaar in 1797 (12), begr. Curaçao 17 febr. 1804 (13), tr. Hendrika Johanna Luydens, geb. …, begr. Curaçao 18 maart 1809 (14), dr. van wellicht Elias Luydens die in 1735 op Curacao aankwam (15). Uit dit huwelijk zover bekent: Maria Jacoba de Bary, geb. Curaçao 6 nov. 1756, overl. Curaçao 7 febr. 1835 (als Debarry) (16), tr. Curacao 1788 (in notariele huwelijks akte 1788, nr. 20, als Du Bary) Johannes Rudoph(us) Latté, van Emmerik, overl. voor 27 dec. 1816 (17)
Johanna Katharina de Bary, ged. 19 juni 1735
Susanna Elizabeth de Bary, ged. 4 mei 1737, begr. Amsterdam (Zuiderkerk) 24 febr. 1769 (18).
Hendrik Hugo de Bary, ged. 20 april 1740, begr. Amsterdam (Zuiderkerk) 12 febr. 1785 (19), ondertr. Amsterdam 15 maart 1782 (20) Anna Maria Hansen, zij hertr. (ondertr. Amsterdam 3 maart 1786) (21)Christiaan Fredrik Schuur
Jan Willem de Bary, ged. 6 sept. 1741
III. Daniel François de Bary (22), ged. 10 sept. 1727, wordt 28 mei 1747 als “jeune homme d’Amsterdam” lid van de Gereformeerde Gemeente te Heusden, vertrekt als zijnde van Amsterdam op het schip Bosschenhove 2 juni 1755 naar Indië (23), 25 sept. 1755 aankomst aan de Kaap, vertrekt aldaar 26 okt. 1755, eerste klerk van justitie en gezworen klerk van politie in Bengalen 21 juli 1761, wordt op de dienst van ord. gecommiteerde te Casimbazar als onderkoopman voorgedragen 3 juli 1770, onderkoopman en ordinaire gecommitteerde te Casimbazar en zodanig gedisapprobeerd bij patriase brief van 18 okt. 1771, wordt onderkoopman uit Nederland 1 juli 1773, word Eerste in de Munt te Casimbazar 9 juli 1773, mitsgaders cassier 23 juni 1775, overlijdt in Azië 28 aug. 1775 (www.wiewaswie.nl, als de Barij), tr. Geertruidenberg 4 jan. 1731 Maria Johanna van Opstall (24), ged. Geertruidenberg 4 jan. 1731, overl. …, dr. van Cornelis van Opstall, secretaris van Geertuidenberg en notaris ald., en Maria Johanna Molenbergh.Uit dit huwelijk zover bekent:1. Jan Daniel de Bary (25), geb. Casimbazar (Bengalen) 10 febr. 1766, kadet-kannonier 18 april 1785, kadet-bombardier 12 febr. 1786, onderluitenant supernumerair 18 nov. 1787, onderluitenant officier 21 maart 1789, eerste luitenant 22 febr. 1793, demissie genomen en Engels pensioen genoten 18 mei 1795 tot 1814, kapitein bij het 3e bataillon artillerie te voet 23 jan. 1814, majoor der artillerie, laatstelijk plaatselijk artilleriecommandant te Philipstad en Marienburg, nam deel aan het beleg te Geertruidenberg 1792, bij de aanval van Rouboes voor Marbeuge 1793, bij de belegering van Landrecier en de gehele veldtocht bijgewoond te Sant en daarbuiten en in Willemstad 1794, overl. Gorinchem 9 febr. 1831 (ten huize zijn neef de gepensioneerde luitenant-kolonel Cornelis van Opstall, R.M.W.O.4) (26), tr. Dordrecht 9 maart 1814 Maria Johanna Bax, geb. Dordrecht 19 maart 1780, overl. Oostburg 7 sept. 1835, dr. van Anthonij Bax, notaris en procureur te Dordrecht, en Johanna Petronella van Opstall (27).Uit dit huwelijk:
Maria Johanna Petronella de Bary, geb. Maastricht 11 sept. 1818, overl.Maastricht 25 sept. 1818.
Daniel Cornelis Johannes de Bary, tweeling met voorgaande, overl. Maastricht 16 sept. 1818.
Cornelis Johannes de Bary (28), geb. Casimbazar (Bengalen) in 1770, directeur postkantoor te Geertruidenberg, overl. Geertruidenberg 21 aug. 1853 (29), tr. 1e Zevenbergen 9 okt. 1800 Johanna Cornelia van der Waal, tr. (als wednr) 2e Gorinchem 22 maart 1809 Alida Adriana de Quartel, geb. 22 maart, ged. Strijen 24 maart 1776, overl. Geertruidenberg 17 febr. 1851, dr. van Cornelis de Quartel en Maria Roos.
Uit het tweede huwelijk:Doodgeboren kind, Dubbeldam 18 okt. 1816.
Noten
GA Amsterdam, index begraafregisters voor 1811.
GA Amsterdam, index begraafregisters voor 1811.
GA Amsterdam, doopregisters voor 1811. Getuigen Paulus Pelt en Claara Catrina van Wesenbeek.
GA Amsterdam, doopregisters voor 1811. Getuigen Mijnard Boelhouwer en Barbara Boudewijns.
GA Amsterdam ondertrouwregisters 1565-1811.
GA Amsterdam, doopregisters voor 1811. Getuigen Daniel de Bary en Judith Vaucquet. Vader als Jan de Bary Danielse.
NA, 1.01.02, 9510.
NA, 1.01.02, 9532.
IN1996, p. 85.
Idem.
J.Th. De Smidt, T. van der Lee en J.A. Schiltkamp, Publikaties en andere wetten alsmede de oudste resoluties betrekking hebbende op Curacao, Aruba, Bonaire II 1782-1816 (Amsterdam 1978), p. 535-537. De leden van deze commissie waren A. Kikkert, J.R. Lauffer, G.J.H. Heshusius, D. Creefts, J.H. Gravenhorst, J.Ph Hagenberg en J. Brugman.
N1992, p. 162.
NA, 1.05.12.01, 1487 (63). Ontvangsten van de begraafgelden.
CBG, Microfiches Gereformeerd Begraven 1792-1831, als weduwe van Jonas Samuel de Barry.
A.J.C. Krafft, Historie en Oude Families van de Nederlandse Antillen (‘s-Gravenhage 1951), p. 394. Hij is afkomstig van Amsterdam, en kwam als boekhouder van de West-Indische Compagnie op Curacao, later Raad aldaar. Getrouwd met Cornelia Jacoba Redoch en Maria Jacoba Levina de Beaufort, weduwe van Bernardus van der Veen en ook gehuwd geweest met Geert Spanjaard.
François Angliviel de La Beaumelle, né le 1er juin 1927, Paris 1er, décédé le 15 février 2006, inhumé, Valleraugue (30, Gard) (78 ans), marié le 18 février 1956, Paris 16, avec Béatrice de Bary, petite fille de Jean-Brice de Bary, Saint-Cyr 1926-28, général de brigade (origine Infanterie), diplômé d’Etat-Major, En commandement à Dijon avant l’armistice de 1940, il parlemente avec les Allemands et évite le bombardement de la ville et la capture des militaires Français.Il devient ensuite Résistant, membre de l’ORA. Il sera arrêté par la gestapo et enfermé à la prison St-Michel de Toulouse en juillet 1943. Resté muet, il sera gracié faute de preuves. Un livre paru en 1967 lui est consacré : Jean Brice, un officier chrétien.(source : O. Schlumberger). Citoyen d’honneur de la ville de Dijon, où une rue porte son nom.Croix de guerre 14-18 et 39-45 et TOE. Rosette de la résistance, etc, mort pour la France des suites de sa déportation, Officier de la Légion d’honneur, ESM Saint-Cyr, promotion du sous-lieutenant Pol Lapeyre.
Il est le fils d’Albert de Bary, Commandant d’artillerie breveté, Ancien élève de Polytechnique promotion 1890, de l’Ecole d’Application de l’artillerie et du génie de Fontainebleau 1891-93, de l’Ecole Supérieure de Guerre. Quand la guerre éclata, il fut attaché comme chef d’escadron à l’état-major du général de Castelnau qui commanda d’abord le II° armée puis le groupe d’armées du Centre. Il fut ensuite chef d’état-major Général des armées françaises, et enfin commanda le groupe d’armée de l’Est.Châtelain de Rousson par Salindres (Gard). Chevalier de la Légion d’honneur, décoré de divers ordres belges, russes, serbes, bulgares.Thuret (Etude sur l’histoire des Bary-Barry, par C. de Bary – 1927)14i2010.
La famille de Bary est originaire de Tournai et très ancienne. Un Brice de Bari prit part à la bataille d’Ascalon en 1191 A la Réformation, tous les enfants d’Antoine de Bary quittèrent Tournai et firent souche à Genève, Bâle, Francfort, Hambourg et en Angleterre. Jean de Bary fut reçu bourgeois de de Francfort en 1598. Son fils Jean II émigra à Bâle, où il fut reçu bourgeois en 1633.La branche aînée est demeurée à Bâle, tandis que la branche cadette, fixée en Alsace, a adopté la nationalité française après 1871. Un décret impérial du 8 février 1865 les a autorisés à faire précéder leur nom de la particule que leurs ancêtres avaient laissé tombée en désuétude. D’autres rameaux sont représentés en Bavière, à Francfort, à Anvers, en Amériques du Nord et du Sud.
Armand Angliviel de La Beaumelle, né le 15 juillet 1929, Paris (75) 1er, décédé en 1964 (35 ans), marié en 1962 avec Béatrice de Rothschild, née en 1939, Chevalier de la Légion d’honneur (promotion de Pâques 8 avril 2007), de la branche James, baron de Rothschild, Anobli (21/10/1816) ainsi que ses frères (sauf Nathan, naturalisé anglais) par l’empereur d’Autriche, puis fait baron héréditaire (29/9/1822) ; fondateur de la branche parisienne, il finança le retour des Bourbons. Ami de Louis-Philippe, propriétaire de Château-Lafitte, philantrope. Associé gérant de “Rothschild frères”, il fit de l’établissement parisien le plus puissant d’Europe. Fondateur de la compagnie des chemins de fer du nord. Consul général d’Autriche-Hongrie à Paris. Dont Marie Angliviel de La Beaumelle, née le 7 avril 1963, Neuilly-sur-Seine, Hauts de Seine. Mariée en 1987 avec Brandino Brandolini d’Adda, « Aggiunge il cognome “d’Adda” nel 1894, con autorizzazione ministeriale. », fils de Brandolino Brandolini d’Adda, conte di Valmareno1918-2005 et Cristiana Agnelli 1927.
Le Recueil Financier, 1915 De tabel somt Antwerpse bankiers op en vermeld hun portefeuilles en ranking in 1914. Heinrich Albert de Bary is qua “geaccumuleerd kapitaal” (GK) nummer 2. Hij was bestuursraadlid van de Christuskirche bij de oprichting en ook de eigenaar van de bouwgrond.
De relatie met de bankier en politicus G.L. Camphausen loopt via Ds. Antonius Quast, geb. Odenkirchen, ged. Wickrathberg 19 juli 1682, student te Duisburg 19 sept. 1699, rector Latijnse school te Wickrathberg 1710 tot 1718, predikant te Schwanenberg (Reichsherrschaft verbonden met Wickrath) 1718, overl. ald. tussen 26 mei en 17 dec. 1751, tr. le Wickrathberg 16 jan. 1707 Agnes Camphausen, ged. Wickrathberg 15 juni 1687, overl. na 12 okt. 1710, dr. van Claas en Dreutgen Schmasen; tr. 2e Wickrathberg 4 dec 1712 Johanna Elisabeth Herminghausen, geb. Gladbach omstr. 1688, lidmaat Gladbach 1 april 1708, overl. Schwanenberg 4 dec. 1779, dr. van Ds. Johann Peter en Johanna Lüps.
Gottfried Ludolf Camphausen (Hünshoven, 10 januari 1803 – Keulen, 3 december 1890) was een Pruisisch bankier en politicus. Gedurende de Maartrevolutie van 1848 was hij premier. Hij was de broer van de minister van Financiën Otto von Camphausen.
Camphausen werd in 1803 geboren als zoon van een olie- en tabakskoopman. Na een gymnasiumopleiding te Weilburg en een vakopleiding als koopman te Düsseldorf kreeg hij in 1821 een baan in het bedrijf van zijn vader. In Keulen, waar hij sinds 1830 woonde, richtte hij met zijn broer August Camphausen een oliemolen op. In 1840 begonnen de broers de bank A. und L. Camphausen. Door zijn het algemeen nut beogende activiteiten (onder andere de aanleg van spoorwegen) in hoog aanzien, werd hij lid van de Keulse Stadsraad en (1833) van de Kamer van Koophandel en Industrie aldaar. In 1835 werd hij de eerste president van de Rheinische Eisenbahngesellschaft. Van hem stamt het idee van de IJzeren Rijn.
Camphausen werd in 1842 lid van de Provinciale Landdag van de Rijnprovincie en in 1847 van de Verenigde Landdag, waar hij zich, hoewel hij op de achtergrond bleef, een groot vertrouwen bij zowel liberalen als hof verwierf. Middenin de Maartrevolutie werd hij, als liberaal, op 29 maart 1848 tot premier van Pruisen benoemd. In deze hoedanigheid probeerde hij Pruisen tot constitutionele monarchie te maken. Zijn populariteit verdween echter snel en toen zijn door David Hansemann opgestelde ontwerpgrondwet geen bijval vond, trad hij reeds op 20 juni af. De uitnodiging van de regent aartshertog Johan lid te worden van de provisorische Rijksregering sloeg hij af. Hij werd echter wel Pruisisch afgevaardigde bij de regering te Frankfurt, waar hij al te democratische tendensen en de rijksgrondwet bestreed en zich vóór een bondsstaat onder Pruisische leiding uitsprak. Toen de regering van Friedrich Wilhelm von Brandenburg eind 1849 een andere richting insloeg, nam hij zijn ontslag. Als lid van het Erfurter Parlement verdedigde hij zonder succes de daar voorgestelde federale grondwet. In 1850/1851 was hij nog lid van de Pruisische Eerste Kamer. Hij keerde daarna terug naar zijn bank, maar trok zich kort daarop geheel uit het openbare leven terug. Hij stierf in 1890.
De broer van G.L. Camphausen werd geadeld door middel van de verlening van de Orde van de Zwarte Adelaar van Pruisen in 1896. Opvallend is wel dat de familie in de zeventiende eeuw al met het predicaat “von” voorkomt, hetgeen duidt op oudere adeldom [(Geschichte der ehemaligen Herrschaft und des Hauses Odenkirchen (nader citeren)]
Lit.: Der Reichsfreiherr wollte es nicht gewesen sein! Seine Rolle bei der Heirat des Gerhard Camphausen aus Wickrathberg und der Sibylla Schippers aus Wickrath im Jahre 1743, Mitteilungen der Westdeutschen Gesellschaft für Familienkunde; 46 = Jg. 101 (2013),4, S. 98-102.