De buitenplaats Leevliet in 1915.
De buitenplaats Leevliet in 1915.

De buitenplaats “Leevliet” is waarschijnlijk kort na 1725 door de schilder Carel de Moor (1655 – 1738) gebouwd. Toen hij op 16 februari 1738 overleed, werd zijn zoon Karel Izak eigenaar van “Leevliet”. Ook hij was schilder van beroep. Karel Izak de Moor overleed op 25 juni 1751. Zijn zuster Anna Magdalena van Alphen-de Moor verkocht “Leevliet” in 1753 voor 1600 gulden aan Pieter Rademaker Janszoon.

Na een aantal eigenaren te hebben gehad, werd in 1790 mr. Hieronymus van Alphen, “Thesaurier Generaal der Vereenigde Nederlanden”, eigenaar. Van Alphen is vooral bekend geworden door zijn kinderrijmpjes. In 1793 verkocht hij “Leevliet”.

Na enige wisselingen van eigenaar werd “Leevliet” in 1823 eigendom van de Leidse rechtsgeleerde professor Nicolaus Smallenburg. Hij heeft de buitenplaats aanzienlijk uitgebreid, het huis vergroot en een fraaie “steene koepel aan de Leede” gebouwd, de tuin gewijzigd in de toen vigerende Engelse landschapsstijl.

Op 19 januari 1837 verkocht de dochter van de inmiddels overleden professor Smallenburg de buitenplaats aan Magdalena Susanna Versluys, echtgenote van jonkheer Willem Abraham Gevers, agent van de Algemene Rijkskassier over het arrondissement Leiden. Zij liet “Leevliet” door afbraak van een gedeelte verkleinen. In 1846 verkocht zij het verkleinde “Leevliet” voor 1310 gulden aan Adrianus van Velzen, die het in 1857 voor 4000 gulden aan C.C.E. Machen uit Schipluiden verkocht. Machen had de buitenplaats voor zijn zoon C.H.C. Machen, die zich in 1856 als arts in Warmond gevestigd had, gekocht. In 1861 verkocht C.H.C. Machen, na er een aantal jaren gewoond te hebben, “Leevliet” voor 4700 gulden aan Jan Hendrik Schaay, commissionair in effecten. Zijn weduwe verkocht de buitenplaats voor 6750 gulden in 1875 aan Cornelis Ritsema sr., particulier wonende te Warmond. Zijn zoon verkocht het in 1894 aan Adrianus van Aardenne, commissionair te ’s-Gravenhage. Hij heeft het grondgebied van “Leevliet” in de tijd dat hij er woonde aanzienlijk vergroot en de buitenplaats zelf behoorlijk vernieuwd. Van Aardenne was één van de eerste inwoners van Warmond die een eigen jacht (een groot stoomjacht) had.

Leevliet stoomschip
Gezicht op Leevliet met stoomschip op de voorgrond

In 1911 verkocht Van Aardenne het landgoed “Leevliet” bestaande uit een herenhuis, botenhuis, waterreservoir, twee tuinmanswoningen en erven, benevens bloemen-, vruchten- en moestuinen, boomgaard, oranjerie en kassen voor 45.000 gulden aan Iwan Herman Hieronimus, particulier wonende te Arnhem. Hieronimus liet de buitenplaats in 1920 grondig verbouwen. Hij overleed op 29 januari 1925 te Malang (Nederlands-Indië). Zijn weduwe, Elisabeth Wilhelmina Eilbracht, erfde het landgoed. Na haar dood op 12 februari 1931 te ‘s-Gravenhage werden haar kinderen eigenaar. De erven Hieronimus verkochten “Leevliet” in 1955 aan de N.V. Mij tot exploitatie van onroerende goederen “Verzicht”, die het een jaar later weer doorverkocht aan Maria Carolina Mallee. Zij vestigde er samen met haar man een internaat voor jongens. Na de opheffing van het internaat verkocht Mallee “Leevliet” aan Th. G. Bos, die het geheel liet afbreken en er een nieuwe villa liet bouwen. (Bron: warmelda.nl).

De familie Eilbracht is op verschillende wijzen met de familie Quast verwant (zie genealogie Quast).

Literatuur: A.G. van der Steur, De Buitenplaats Leevliet te Warmond en haar bewoners, in Jaarboekje voor geschiedenis en oudheidkunde van Leiden en omstreken, ISSN 0922-6699, vol. 65 (1973), pag. 69-98.