
Door de familie Quast is in de jaren negentig een verzoek gedaan om omzetting van hun Duitse adellijke titel in een Nederlandse. Deze procedure wordt ‘inlijving in de Nederlandse adel’ genoemd. De hoogste bestuursrechter, de Afdeling Rechtsspraak van de Raad van State, heeft aan de hand van de ingediende genealogische gegevens het juiste toepasselijke adelsstatuut bepaald (het Heilige Roomse Rijk) en de rechtsopvolger hiervan (Duitsland). Vervolgens is getoetst of dit adelsstatuut (1) vergelijkbaar is met het Nederlandse. Aan het tweede toetsmoment was de rechter (en het ministerie en de Hoge Raad van Adel daaraan voorafgaand) niet toegekomen zonder de vereiste genealogische onderbouwing, waaruit kennelijk bleek dat het adelsstatuut van het Heilige Roomse Rijk als het toepasselijke geldt. Als dit anders was, zou er simpelweg geconcludeerd zijn dat geen adelsstatuut van toepassing was omdat er niet van enige adeldom sprake was. Impliciet is daarmee de Duitse adeldom van de familie door de Raad van State bevestigd. In de annotatie bij de uitspraak is de zaak door de onafhankelijke rechtsgeleerde schrijver, mr I. Sewandono, helder samengevat (AB 2003 317 Uitspraak Raad van State – Quast):
Deze uitspraak betreft een aanvraag om inlijving in de Nederlandse adel op grond van het overgangsrecht van art. 8 Wet op de adeldom. Appellanten stammen af van een Duitse edelman die zich een paar honderd jaren geleden op de Nederlandse Antillen had gevestigd. Hun aanvraag is afgewezen omdat Duitsland geen wettelijk erkende adel meer kent. Adeldom is daar afgeschaft bij de Grondwet van de Republiek van Weimar van 1919. De vererving van adellijke titels en predikaten is niet bij bijzondere wet geregeld en deze kwalificaties zijn nu nog slechts onderdeel van de geslachtsnaam.
AB 2003 317 Uitspraak Raad van State – Quast
(1) Onder adelsstatuut verstaat men het geheel van regels, op grond waarvan adeldom verkregen wordt, vererft en verloren gaat (bron: Hoge Raad van Adel).
In het adelsdiploma van de familie Quast wordt gesproken van een verheffing (Standeserhöhung). De conclusie mag niet getrokken worden dat de familie daaraan voorafgaand niet tot de adel werd gerekend. Bij bestudering van het werk van Freiherr von Freulichstahl ( Georg Freiherr v. Frölichsthal: Nobilitierungen im Heiligen Römischen Reich. Ein Überblick, in: Sigismund Freiherr v. Elverfeldt-Ulm (Hg.): Adelsrecht, Limburg an der Lahn 2001, 67ff), wordt duidelijk dat in het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie talloze, van elkaar verschillende, adelstatuten bestonden. Erkenning hiervan over en weer was allerminst vanzelfsprekend (Frölichsthal, § 2.1.3.3):